Islamofascisme binnen het war on terror discours

28 12 2007

In andere commentaren op deze blog wordt duidelijk gemaakt dat er niet zoiets bestaat als islamofascisme. Het is een term die perfect past binnen het war on terrorism discours. Aan de hand van enkele voorbeelden uit de teksten van hoofdzakelijk Jackson (2005) en Bogaert (2007) zal ik uit de doeken doen waarom.

Om te beginnen, wens ik op te merken dat wanneer Jackson (2005) zijn artikel schrijft, de term islamofascisme nog niet echt doorgedrongen is tot het officiële war on terrorism discours. Hoewel de term al langer bestaat, wordt hij voor het eerst door president Bush gebruikt op 7 augustus 2006 (Durand, 2006). Vanaf dan wint de term islamofascisme aan populariteit, hoofdzakelijk bij conservatieve christenen in Amerika en in extreemrechtse kringen elders in de wereld (Bogaert, 2007). In tegenstelling tot wat we zien bij heel wat aanhangers van de islamofascisme-theorieën, maakt het Witte Huis een duidelijk onderscheid tussen de islam als vredelievende godsdienst en het islamofascisme. De term islamofascisme kan beschouwd worden als een nieuwe stap in het war on terror discours.

Volgens Eric Margolis is de term islamofascist “geheel zonder betekenis, maar beladen met emotionele explosieven. Het is een propagandaterm om tegenstanders te ontmenselijken en demoniseren en hen een rationele en politieke motivatie te ontzeggen, waarbij meteen de noodzaak om rekening te houden met hun grieven en eisen weggeveegd wordt.” (Bogaert, 2007). Dit sluit naadloos aan bij de studie van het war on terrorism discours van Jackson (2005). Een belangrijk aspect van dit discours is namelijk het schrijven van identiteiten (Jackson, 2005). De eigen politieke identiteit is gebaseerd op de identificatie van de vijand. Al van in het begin onderneemt Bush pogingen om de gemeenschap te verenigen en haar waarden te versterken, om op die manier een nationaal karakter te bewerkstelligen. Een heel belangrijke tegenstelling die eveneens alomtegenwoordig is in het religieuze leven en het populair entertainment, is de tegenstelling tussen goed en kwaad. De terroristen worden collectief en individueel gebrandmerkt als wreed, slecht en door haat gedreven. Hun acties worden uit de (politieke) context gerukt en uit de geschiedenis gehaald. Hun menselijke identiteit wordt hen ontnomen. Redenen of een uitleg voor hun daden bestaan niet. Compromissen sluiten met het evil is uitgesloten. Het kan beschouwd worden als een vorm van nationale therapie en een manier om zin te geven aan de dood van de slachtoffers. Maar het heeft evenzeer een belangrijke discoursfunctie. Door de terrorist de ontdoen van zijn persoonlijkheid en menszijn, kan men het zware geweld van het counterterrorisme rechtvaardigen. Het laat de Amerikanen bijvoorbeeld toe om terreurverdachten op te sluiten in gevangeniskampen zonder enige vorm van proces ed. Dit kan zomaar want alles wat de Amerikanen doen is goed en juist, dat is hun natuur.

De term islamofascisme omvat een bonte verzameling groepen die onderling in feite niets met elkaar te maken hebben (Bogaert, 2007). Saddam Hoessein, de Palestijnen, het Irakese verzet, de Taliban, Al Qaida, …, alles en iedereen wordt over dezelfde kam geschoren. Dit is opnieuw typisch voor het war on terrorism discours. Kort na 9/11 wordt er gewag gemaakt van banden tussen de terroristen, de schurkenstaten (waaronder Irak en Iran) en de massavernietigingswapens die laatsgenoemden zouden produceren (Jackson, 2005). Beroemd is de axis of evil – speech van president Bush (State of the Union 2002, online te lezen op http://www.whitehouse.gov/news/releases/ 2002/01/20020129-11.html#)Volgens Jackson (2005) is het een ingenieus discours dat de VS toelaat om de oorlog gericht tegen een kleine groep individuen, verspreid zijn over de wereld, te transformeren naar een oorlog gericht tegen staten met een eigen afgebakend territorium. Laat dat nu net die schurkenstaten zijn die al jaren het buitenlands beleid van de VS bepalen. Ondanks het feit dat er van die staten niets te vrezen valt, houdt het de VS niet tegen om onder valse voorwendsels Irak binnen te vallen in 2003. De VS is er dankzij het discours in geslaagd een gevoel van angst en bedreiging te scheppen, waardoor men het grote budget dat naar defensie gaat zonder veel moeite kan legitimeren (Jackson, 2003).

Door de term islamofascisme te hanteren, kan men gemakkelijk de populaire beeldspraak uit WO II overnemen (Bogaert, 2007). De vergelijking van de war on terror met WO II, die als een goede en noodzakelijke oorlog beschouwd wordt, is enorm populair (Jackson, 2005). Dit is ongetwijfeld één van de belangrijkste redenen voor het gebruik van de term islamofascisme door het Witte Huis. De tekst Islamofascisme in het kader van WO II analogieën van Jeroen Lievens gaat dieper in op dit aspect (zie tekst hieronder).

Bogaert (2007) wijst er bovendien op dat men door te term islamofascisme vaak te gebruiken, de steun van de bevolking voor een aanvalsoorlog tracht te krijgen.

“Ettelijke decennia is het internationaal recht  gestuurd door het principe dat democratieën elkaar niet aanvallen. Ook andere landen kan men niet aanvallen, tenzij binnen een kader van internationaal recht – dwz met een mandaat van de VN Veiligheidsraad. De bevolking zal begrijpelijkerwijze sneller geneigd zijn deze benadering los te laten en de logica van een aanvalsoorlog (voor welke ware reden ook) te steunen, als zij gelooft daarmee een herrijzen van het fascisme de kop te kunnen indrukken.” (Bogaert, 2007)”

We vinden bij Jackson (2005) terug dat de Bush-administratie haar uiterste best doet om de war on terror te construeren als een good war. Het is een rechtvaardige oorlog, met Gods’ zegen en die zal duren tot het terrorisme volledig uit de weg geruimd is. Door de terroristen te ontmenselijken en door het discours van onder andere de axis of evil speech, slaagt Bush erin de oorlog in Irak bijvoorbeeld, die helemaal geen verdedigingsoorlog is, te legitimeren.

Wat Bogaert (2007) beschouwd als de belangrijkste gevolgen en gevaren van het gebruik van de term islamofascisme vinden we tevens terug bij Jackson (2005) wanneer hij het heeft over de risico’s van het war on terror discours. Het discours wordt beschouwd als de enige juiste analyse van het probleem, waardoor het andere interpretaties niet toelaat. Op die manier “verhindert men een correcte analyse van de problemen, en verhindert men dus ook een effectieve aanpak ervan” (Bogaert, 2007). Het gevaar bij het discours van de war on terror (en dus ook bij het aannemen van de term islamofascisme als correct) is dat men dan verkeerde perceptie heeft en een verkeerd begrip van de dreiging (Jackson, 2005). Men mag de échte oorzaken en de historische achtergronden niet uit het oog verliezen. Ook de democratie kan volgens Jackson (2005) aangetast worden door het discours. De democratische waarden er namelijk door aangetast, de staat wordt belangrijker en krijgt meer invloed, bovendien kan de paniek en de angst tot spanningen tussen etnische bevolkingsgroepen leiden. Daarenboven wordt de mond van de dissidenten gesnoerde en viert het patriottisme hoogtij. Vooral het discours van the good versus the evil is volgens Jackson (2005) heel handig om een oppositie de mond te snoeren. Bovendien is het gebruik van de term islamofascisme beledigend en stigmatiserend voor de islam (Bogaert, 2007). Bogaert (2007) sluit af met te zeggen “het is pas door het verwerpen van een polariserend, vijandig, onwaarachtig en propagandistisch discours, dat correcte analyses van de problemen gemaakt kunnen worden, dat oplossingen voor deze wereld kunnen gevonden worden, en dat de brede middenstroom van het Westen en de muslimwereld de banden met elkaar kunnen aanhalen, om gezamenlijk de krachten te bundelen in de strijd tegen diegenen die, in beide invloedsferen, de mensenrechten in het algemeen en het beginsel van alle mensen in het bijzonder onderuit willen halen.”(Bogaert, 2007) Ook Jackson’s besluit is dat er een afbraak van het discours nodig is. Jackson’s studie dateert van 2005, in 2006 gebruikt Bush voor het eerst de term islamofascisme. Het war on terrorism discours heeft een tandje bijgestoken… 

Bouke De Vis 

Referenties:

* Bogaert L. (2007). Islamitisch fascisme? Geraadpleegd op 29 november 2007 op http://www.flwi.ugent.be/cie/bogaert/bogaert30.htm

* Durand S. (2006, november) Fascisme, islam et grossiers amalgames. Geraadpleegd op 6 oktober 2007 op http://www.monde-diplomatique.fr/2006/11/DURAND/14115

* Jackson, R. (2005) Security, Democracy, and the Rhetoric of Counter-Terrorism. Democracy and security. 1(2), 147-171.





Islamofascisme in het kader van WO II analogieën.

28 12 2007

Bespreking van de tekst van David Noon (2004) Operation Enduring Analogy: World War II, the war on terror and the uses of historical memory. Rhetoric & Public Affairs Vol. 7(3)p. 339-366  

 

Waarom kiest men ervoor om de term “islamofascisme” te gebruiken? Waarom islamofascisme en bijvoorbeeld niet islamo-anarchisme of islamocommunisme? In een vorige post stelde ik al dat de bewegingen die als islamofascistisch worden aangeduid niet fascistisch zijn. Dus als die bewegingen niet fascistisch zijn, waarom kiest men er dan toch voor om ze zo te bestempelen. Een eerste mogelijkheid is dat sommige personen er wel degelijk van overtuigd zijn dat het label fascistisch hier op zijn plaats is. Een tweede mogelijkheid en een stelling die hier zal behandeld worden, is dat de term islamofascisme past binnen een discours dat de war on terror steeds vergelijkt met WO II , omwille van bepaalde politieke belangen.

Sinds het einde van WOII werden verscheidene bewegingen en personen als fascistisch bestempeld. Tijdens de Koude Oorlog stelden zowel de VS als de USSR zich zelf voor als de ware antifascisten en verweten ze elkaar fascistisch te zijn (Lesnor 2005). Na de Koude Oorlog werden verscheidene personen als de reïncarnatie van Hitler gezien: Milosevic, Bin Laden en Saddam Hussein. Vandaag de dag worden zowel Mahmoud Ahmadinejad en George W. Bush geregeld door hun tegenstanders als de nieuwe Hitler aangeduid. Sinds de aanslagen van 11 september lijken de WO II analogieën populairder dan ooit. Vooral Bush en de Amerikaanse media lijken zeer bedrijvig in het vinden van gelijkenissen tussen WO II en de war on terror.

  • De eerste vergelijking die gemaakt wordt, is dat de aanslagen van 11 september 2001 het hedendaagse Pearl Harbor zijn. Net als in de Tweede Wereldoorlog is het hedendaags conflict begonnen met een verrassingsaanval op Amerikaanse bodem.
  • De uitvoerders en bedenkers van de aanslagen werden al snel fascistisch, totalitair en later ook islamofascistisch genoemd.
  • De plek waar de Twin Towers stonden, werd omgedoopt tot Ground Zero. Ground Zero is een benaming die oorspronkelijk duidde op de ravage die de atoombom op Hiroshima had achtergelaten. Vandaag de dag is dat begrip dus volledig veramerikaniseerd, zonder enige rekening te houden met de gevoelens die dit woord bij vele Japanners oproept.
  • George W. Bush gebruikte de term “axis of evil” om te verwijzen naar die staten die volgens hem terroristen steunen en massavernietigingswapens willen vergaren: Irak, Iran en Noord-Korea. Dit een verwijzing naar de asmogendheden uit WO II.
  • De “bevrijding” van Kaboel en Bagdhad werd meerdere malen vergeleken met die van Parijs en Berlijn in WO II.
  • Tegenstanders van de invasie in Irak en de war on terror in het algemeen, werden beschuldigd van appeasement .

David Noon (2004) stelt dat we ons niet te zeer moeten bezighouden met de vraag of WO II wel de juiste historische analogie levert voor de war on terror. Alle historische analogieën zijn volgens hem feilbaar omdat ze bepaalde aspecten van het verleden benadrukken en andere onderdrukken om het model te doen passen. Historische analogieën leveren cognitieve frameworks waarmee we nieuwe informatie en ervaringen kunnen evalueren, maar ze roepen ook emotionele en onderbewuste associaties op die in staat zijn om te inspireren , om steun aan te trekken voor een bepaalde politieke beslissing. Wanneer ze gebruikt worden door politieke leiders hebben ze eerder voorschrijvende dan beschrijvende of analytische functies. Daarom is het belangrijker om te kijken wat men poogt te bereiken via het gebruik van deze analogieën.
Het gebruik van de WO II analogieën in Amerika moet gezien worden binnen de heersende tijdsgeest. Christopher Hayes (2006) stelt dat Amerika in de jaren ‘90 gekenmerkt werd door een zekere “leegte”. Voor het eerst in een lange tijd was er geen gezamenlijke vijand. Deze leegte poogde men in te vullen met herinneringen aan vroegere glorie. In de jaren ‘90 werden er verschillende herdenkingen gehouden in verband met de 50 jarige “verjaardag” van WO II. Dit leidde ook tot de publicatie van vele boeken over WO II en verscheidene films zoals Saving Private Ryan en begin de 21ste eeuw Pearl Harbor en de miniserie Band of Brothers. De generatie van de Tweede Wereldoorlog werd geëerd voor haar moed, patriottisme en opofferingen. Deze generatie wordt ook wel de “Greatest Generation” genoemd. De Tweede Wereldoorlog representeert het symbool van nationale deugdzaamheid, de “good war” waar alle oorlogen zich met moeten “meten”. Volgens Hayes (2006) is de herinnering die hier opgehaald wordt aan WO II te simplistisch en “bevrijdt” het de Tweede Wereldoorlog van zijn morele complexiteit. Men vermeldt bijvoorbeeld niet de vuurbommen op Dresden, dat het zakenwezen in Amerika de opbouw van de “Nazi war machine” mee heeft helpen financieren en dat er een “America First campagne” was die tegen inmenging in de oorlog was. Het is in deze context dat George Bush in 1999 aan zijn verkiezingscampagne begon. David Noon (2006) stelt dat Bush al sinds de start van die verkiezingscampagne teert op de herinneringen aan WO II en de gevoelens die dit oproept bij de mensen. Met de aanslagen van 11 september en de zogenaamde war on terror is deze retoriek intensief toegenomen.
De bedoeling van George W. Bush is via de WO II analogieën steun te verkrijgen voor zijn war on terror. WO II wordt voorgesteld als de “good war” en door zijn war on terror daarmee te vergelijken, hoopt hij dat het Amerikaanse volk (en de rest van de wereld) ook de war on terror als een “good war” zal zien. Het politieke discours van WO II deelt de wereld op in moreel onderscheiden categorieën en plaatst de VS onambigu  aan de zijde van vrijheid en democratie. Amerika heeft net als toen “the holy destiny” om vrijheid en democratie te beschermen. Liefst zou Bush willen handelen voordat er , volgens hem , een Derde Wereldoorlog uitbreekt. Hij wil dus een preventieve aanval rechtvaardigen zoals hij deed met Irak en misschien van plan is met Iran.
Door de war on terror en gebeurtenissen als de aanslagen van 11 september te vergelijken met WO II probeert Bush aan te tonen dat het zeer ingrijpende en historisch belangrijk gebeurtenissen zijn. Noon (2004) stelt dat de WO II analogieën niet enkel dienen  om Bush zijn politieke belangen te rechtvaardigen, maar meer belangrijk als een cultureel project en een voortdurend “gesture of self-making” kunnen gezien worden. Bush stelt zich namelijk voor als de erfgenaam van de “Greatest Generation” van Amerikaanse leiders, die vastberadenheid en moed vertoonden en vochten voor waarden zoals vrijheid en democratie. Hij gebruikt de vergelijkingen dus om zijn eigen positie te versterken. Dit deed hij al tijdens de verkiezingen in 2000, wanneer hij steeds benadrukte dat hij de zoon was van een WO II veteraan. WO II wordt ook gezien als een periode waarin de waarden en “beliefs” van het volk en de soldaten perfect overeenkwamen met die van de politieke en militaire leiders. Iets waar Bush vandaag de dag alleen maar kan van dromen.
We kunnen dus besluiten dat we de term islamofascisme moeten zien binnen de vele WO II analogieën die gebruikt worden in verband met de war on terror. Bush hoopt hierdoor zijn buitenlandse, maar ook binnenlandse, politiek te rechtvaardigen en zijn eigen positie te versterken door zich voor te stellen als een erfgenaam van de “Greates Generation”.

Jeroen Lievens

Bibliografie

Hayes C. (2006, 8 september). The good war on terror. How the Greatest Generation helped pave the road to Baghdad. Geraadpleegd op 20 december 2007 op http://www.inthesetimes.com/article/2788/the_good_war_on_terror/

Lesnor C. (2005). The “Good” war. The Philosophical Forum, vol 36 (1), p.77-85

Noon D (2004) Operation Enduring Analogy: World War II, the war on terror and the uses of historical memory. Rhetoric & Public Affairs Vol. 7(3)p. 339-366





De islam in de media: hoe we komen tot het islamo-fascisme

15 11 2007

http://www.raco.cat/index.php/RevistaCIDOB/article/viewFile/40392/40868

Wetenschappelijke tekst 

De islam in de media: hoe we komen tot het islamo-fascisme

 In ‘Le Monde diplomatique’ van november 2006 wordt in de laatste paragraaf, Paul Valéry geciteerd in het artikel ‘Fascisme, islam et grossier amalgames’ : ‘Rien n’est pire que les prétendus leçons de l’Histoire, lorsqu’elle est mal comprise et mal interprétée’.

Over deze verkeerde interpretatie zal ik het nu hebben. Het is mijn bedoeling om te kijken hoe de media omgaan met het begrip ‘Islam’. Waarom wordt in de media de oorlogsretoriek van president Bush overgenomen zonder dat er hier verder over nagedacht wordt. Waar is de kritische geest gebleven van de Westerse media?

Een eerste vraag die we ons kunnen stellen is de vraag of er nog wel persvrijheid is. In de Verenigde Staten worden we geconfronteerd met een toenemende inmenging van de overheid in de mogelijkheid tot vrije berichtgeving. Zo werden de Amerikaanse televisiezenders, kort voor de aanval op Afghanistan, door Condoleezza Rice gevraagd om geen burgerslachtoffers te tonen in hun berichtgeving (Le Monde diplomatique,oktober 2007). Twee jaar lang werd er bijna geen kritiek gegeven op het beleid van de Bush administratie. Deze vorm van autocensuur werd ook mogelijk dankzij een toenemende machtsconcentratie van de geschreven pers in handen van de neo-conservatieven: 80 procent van de boeken worden uitgegeven door vijf uitgevers. Net als bij de visuele media werd er hier geen kritiek geduld op het buitenlandse beleid. Onafhankelijkheid vond je nog terug bij de kleine uitgevers, zo werd het boek ‘september 11’ van Noam Chomsky uitgegeven door Seven Stories. Achteraf bleek het om een echt succesverhaal te gaan, in enkele weken tijd werden er driehonderdduizend exemplaren verkocht. Dit bewijst dat er gelukkig nog mensen zijn met een kritische geest. In het medialandschap stellen we dus vast dat de taken van ‘gate keeping’, het bepalen van wat wel en wat niet in het nieuws komt niet langer meer een exclusieve bevoegdheid is van de journalist. Ook het probleem van de ‘framing’, het vereenvoudigen en betekenis geven aan situaties, wordt door het wegblijven van enige vorm van kritiek in de media misbruikt door de overheid. Zo werd het mogelijk voor de Bush administratie, om met begrippen zoals‘islamo-fascisme’, de Amerikaanse bevolking te mobiliseren voor de oorlogen in Afghanistan en Irak.

Wanneer we kijken naar een mogelijke oorlog tussen de Verenigde Staten en Iran dan zeggen 75 % van de Amerikanen (Le Monde diplomatique van augustus 2007) dat er eerst verder gezocht moet worden naar een diplomatieke oplossing. Merkwaardig is de convergentie die er is tussen de meningen bij de Amerikaanse en Iraanse bevolking, nochtans vinden we hiervan geen of weinig sporen van terug in de media en in de politieke discours van deze twee landen.

De Verenigde Staten proberen ook in het buitenland hun invloed uit te breiden in het medialandschap : ze probeerden het zwijgen op te leggen aan ‘de’ vrije zender in de Arabische wereld[1](Noam Chomsky,2004,p.222). Noam Chomsky gaat nog verder door te zeggen dat het zelfs de moeite loont om te luisteren naar wat de anderen weten te vertellen…(2004,p.222)[2].

Deze andere kijk op de ‘politieke islam’ maakt het mogelijk om te begrijpen wat de echte reden is van het ongenoegen in veel islamitische landen: de afkeer voor de corrupte en de totalitaire regimes in de meeste Arabische staten.De overwinning van het FIS is hiervan een mooi voorbeeld.Wanneer we kijken naar het programma dat het FIS wenst te realiseren dan zien we geen fundamenteel verschil tussen het ‘Chartre Nationale’ van het FLN en het programma van het FIS (Lahouari Addi,1995,p.105)[3]. Het succes van het FIS moet dus vooral gezien worden als een afstraffing van het FLN die zich had afgesneden van haar machtsbasis.

Deze verkiezingen tonen ook de zwakte aan van de democratische gedachte die er nog steeds heerst in Algerije. De Algerijnse kiezer wordt geconfronteerd met een ideologische tegenstelling, enerzijds is er het verlangen naar geïnstitutionaliseerde en respectabele machthebbers en anderzijds is er het verlangen om zich vast te houden aan het ‘populisme’ die sinds de onafhankelijkheid van 1962 de FLN aan de macht heeft weten te houden. Dit, vast houden aan het populisme, is dan ook de belangrijkste hindernis voor het tot stand brengen van de democratische gedachte.

De anticorruptie boodschap is veel succesvoller dan het streven naar een echte ‘islamitische staat of maatschappij’, voor dit laatste programmapunt is de aanhang veel kleiner.  Daar waar het in het begin onmogelijk was om een analytisch onderzoek te doen naar de politieke en sociale oorzaken van het geweld zien we dat, na de schandalen die de Bush administratie troffen er nu wel meer ruimt is voor een kritischer onderzoek. Het terrorisme wordt niet goed gepraat maar het wordt nu wel mogelijk om onderzoek te doen naar haar oorzaken en remedies voor te stellen.

De onderzoeksjournalist Phil Rees heeft een interessant boek gepubliceerd ‘Dining with terrorists’.  Om zich te documenteren ging de auteur zover om zich wereldwijd te gaan infiltreren in terroristische middens.  Hierdoor kregen de terroristen een menselijk gezicht en werd de kracht van hun overtuiging pas duidelijk.  Het wordt duidelijk dat de overtuigingskracht nooit teniet gedaan kan worden met geweld en dat er naar andere middelen gezocht zal moeten worden.  Rees ontmoette ook moslims, onder hen één van de stichters van de Palestijnse Hamas die afstudeerde aan een Amerikaanse universiteit: Abou Shanab.  Deze laatste wil zich volledig achter de Oslo akkoorden scharen indien Israël een Palestijnse staat zou willen erkennen, die de naam staat waardig is.  Voorlopig zijn de Palestijnse zelfmoordaanslagen het enig antwoord tegen het Israëlisch geweld.

De term ‘islamo-fascisme’ is bijgevolg totaal verkeerd gekozen, we zouden eerder moeten spreken van een ‘revolutionaire islam’.

In het kader van de Amerikaanse oorlogsretoriek is het echter beter om het ‘Derde Rijk’, de oude vijand uit Europa, weer uit zijn as te laten rijzen en te spreken van ‘islamo-fascisme’, dan eerder het te hebben over een strijd tegen ‘revolutionaire islamieten’ daar het begrip ‘revolutionair’ nog steeds een positieve connotatie heeft, in een land waar het begrip vrijheid na de revolutie van 1776 nog steeds hoog aangeschreven staat.

Voor de democratie en de vrijheid van meningsuiting is het doordachte gebruik van terminologie zeer belangrijk.  Het is daarom beter te praten van ‘een alliantie van de beschavingen’[4] (Le Monde diplomatique,februari 2007) dan het te hebben over ‘een botsing van de beschavingen’.

Om te eindigen citeer ik graag Voltaire, zijn woorden benadrukken zeer goed dat het recht op vrije meningsuiting niet alleen een historisch maar ook een fundamenteel recht is: ‘je défendrai mes opinions jusqu’à ma mort, mais je donnerai ma vie pour que vous puissiez défendre les vôtre’

Opgesteld door Vervenne Jean-Marc


 

Referenties: 

Annan K,(2007),Alliance des civilisations

            In Le monde diplomatique février

Addi L,(1995), Le FLN est le père du FIS

In Edition la découverte (ed.) l’Algérie et la démocratie pouvoir et crisedans l’algérie contemporaine

Chomsky N,(2004), The new war against terror

In Nancy Scheper-Hughes and Philippe Bourgois (ed.) Violence in war and peace an anthology (pp.217-223) Blackwell Publishing

Mermet D,(2007),Le lavage de cerveaux en liberté

            In le monde diplomatique août

Schiffrin A, (2007),quand de ‘petits’ éditeurs échappent à l’emprise des conglomérats

In le monde diplomatique octobre

 


[1] The United States  wants to silence the one  free television channel in the Arab world…

[2] But if you listen to it , if you listen to what Bin-Laden say’s, it’s worth it…  

[3] Le programme du FIS renouvelle dans son esprit et ses grandes lignes le discours de la Charte nationale et autre textes fondamentaux du FLN, à cette exception près que la référence à l’islam est plus insistant.

[4] Interventie van de Secretaris Generaal Kofi Annan te Istanbul